17 th
zeventiende verhaal / seventeenth story
![]() |
poesta met waterput
|
Herinneringen aan een reis: Hongarije oktober '71
. hoe werkt toch m'n geheugen?
![]() |
boer met pepers |
terugkomend fenomeen. Jan rijdt. Een paar honderd kilometer voor Salzburg val ik in slaap, en schrik wakker met een slag, een soort whiplash gevoel, in m'n nek. Ik hoef niet eens te rijden en dit herhaalt zich een aantal keer. In Salzburg gaan we langs bij de zus en zwager van Nelleke. Een leuke avond bij een uitnodigend en leuk stel. De badkamer is super verwarmd, heel comfortabel. We hebben een fijn verblijf. Daarna de volgende dag via een snelweg naar Hongarije. We komen lang Linz, de geboorteplaats van Hitler, het regent. De weg naar Wenen is goed. Het oosten van de stad Wenen is een wat armere wijk. Na Wenen wordt de weg kleiner. In Hongarije gaat het over op een slechtere weg. Nachts gaan we de grens passeren, we gaan van een vrije wereld naar de communistische; spannend. M'n vader zei, net als anderen toen: de communisten willen de hele wereld beheersen. Ja, hij zei het met de woorden: wereld-hegemonie, de communist is uit op wereldhegemonie. En dan wist ik het wel. Wat ga ik nu bij de grens doen? We staan met enige zenuwen, of we het land wel in mogen, te wachten bij de douane. Het klapraampje van de auto is naar boven open. Er komt iemand in een uniform, een soort cape, die om onze visa vraagt en steekt z'n handen naar binnen. We overhandigen de paspoorten met visa. Ik ril. We mogen door en gaan door het donker over slechte wegen langs Gyor, een industriestad, in natriumlicht. We rijden verder en arriveren in Noord Pest bij Jenö, Magdi en de drie kinderen.
![]() |
zwaar werk
|
Budapest
We komen in het gezin van Jenö. Een hartelijk
ontvangst, wat een ontvangst. Kinderen alom. Aan de wand hangen grote borden
van kunststof die deze week ook als
eetbord dienst doen. Later draai ik bij een warme maaltijd het bord om, en zie een touwtje, waarmee ze
aan de muur gehangen worden.
We krijgen de slaapkamer van de ouders, een soort
gastvrijheid die ik nog niet ken. De kinderen slapen in stapelbedden. De ouders
op een bedbank in de huiskamer. We zitten in Budapest op een ver punt in een
buitenwijk. Diep in de nacht, en veel later dan het openbaar vervoer in
Nederland doet, horen we de tram met een
luid huilend en snerpend, slijpend geluid
een bocht maken om terug naar de stad te gaan. Een rot geluid, maar we slapen
er niet minder om.
Bij het ontbijt krijgen we brood met iets van vet en
chocolade melk, heerlijk.
We moeten ons melden bij een bureau en we mogen geen
militaire objecten en treinen fotograferen, is ons gezegd. Het melden hebben we
niet gedaan.
We gaan op bezoek bij een echtpaar hoog in een flat.
Tuurlijk mogen we binnenkomen. Eerst de bedbank opklappen. Het stel woont met
een moeder samen in een krappe tweekamer appartement. Oma verbleef in de andere
kamer, en hebben we niet gezien.
Goede
wijn behoeft geen krans, heeft Jan in het Hongaars uit het hoofd geleerd. Waar
hij ook komt gebruikt hij dit spreekwoord, en vervangt de ‘wijn’ uit het
spreekwoord in ’maaltijd’ of ‘koffie’ of
wat we bij deze gastgevers gekregen, genoten hebben. Handig, handig, hij scoort
er goed mee. De Hongaarse tekst moet ik Jan nog eens vragen.
We bezoeken Fót, het kindertehuis met duizend kinderen. Fót was ooit een buiten voor een zeer welgestelde familie. We zien speelruimten. Lokalen voor handarbeid. Een kunstenaar geeft ons nog werken mee. Buiten voor het kasteel wordt er gesport. Ik maak foto's van de kinderen.
Bezoek aan een kerk op een avond. Bij de deur staan
twee mensen in regenjassen. Dat zijn een soort inspecteurs, staatswachten, vertegenwoordigers van de staat, een soort
politie. In de kerk staan drie lange tafels in een u-vorm. Aan de tafels zitten
zo'n vijftig oudere vrouwen, zwart gekleed. Vrouwen, een soort zwart geklede
krenten, zoals je die in de film ‘Zorba
de Griek’ tegenkomt, die het huis leeg
plukken als Bouboulina dood is gegaan. Er wordt gesproken en gezongen, helaas
kan ik het niet volgen. Misschien maar goed ook, trouwens, al die zware
kost. Boven hoog in de kerk tussen wat balken hangt een witte zak aan een touw, de zak kan
met een katrol op en neer gelaten worden. Als ik later vraag; waar dient die
zak voor? Wordt me uitgelegd dat de gemeenteleden meelspijs verzamelen, en dat
dat later bij de kerst aan de armen
gegeven wordt. Ik: ja, maar waarom hangt die zak zo hoog? Dan wordt mij uitgelegd dat men last heeft van muizen, en
dat die er zo niet bij kunnen.
Hongarije is een land zonder reclame. Of toch. Op één
punt, een hoog punt, hangt in Budapest een
enkele lichtreclame voor televisies. Televisies van een staatsbedrijf.
Door de persoon die we een cassette recorder brengen,
worden we op een maaltijd uitgenodigd. Goulash wordt ons beloofd, echt
Hongaars. We krijgen champignonkoekjes met rijst, ook lekker. Haar man is
klokkenmaker en helaas is hij ziek.
Eenmaal ga ik een dag alleen de stad in. Eerst de
lange tocht met de tram van de buitenwijk de naar de stad. Kom een markt tegen.
Ik koop hand gesneden houten lepels, kleine en grotere. De kleintjes kostten
een forint per stuk, dat is zeven cent. Kant is hier een belangrijk product. Ik
koop kleine kantjes. Magdi vindt het later maar veel te klein. Ik koop
deegborden. Ook die vindt ze te klein. Ze denkt natuurlijk die rijke westerse
mensen kopen dan toch wel het beste. Hoe je zo'n deegplank moet gebruiken, weet
ik niet. Later zal Magdi het me
uitleggen. Een beetje eng vind ik het wel zo alleen door de stad lopen. Kom ik, wanneer ik nodig moet, in een leerfabriek, ik zie
lijmpotten. Heel aardig dat ze me zo toegang bieden. Zonder dat er iets gezegd
wordt. Ja, gebarentaal. En wat was die plee
vies. Maar ik moest wel erg nodig. Opluchtend was het zeker.
We gaan van gezin naar gezin en mogelijk allemaal
binnen de familie. In ieder geval binnen de geloofsfamilie. Eenmaal zien we de
jongeren aan de wijn, of de most, en de ouderen drinken ieder één flesje
Pepsi-cola voor de hele avond. Pepsi was toen net te verkrijgen en een hele
luxe. De kinderen mochten wijn drinken hoeveel ze wilden. Dat bleef overigens bescheiden.
Het gerecht bestaat uit zuurkool met
spek, worst en zure room. Die zure room er zo bij ken ik in Nederland niet, het is wel lekker. Oh, en hier in
Hongarije kom ik voor het eerst ‘most’ tegen, herinner ik me. Das een soort
wijn die nog niet volgroeid is. Een beetje zurig, lekker fris.
Met een leuke bekende, een familielid (?), van onze gastgevers ga ik een dagje de stad
in. Een leuke meid. We gaan koffiedrinken in het Gellert hotel. Koffie is nog
goed te betalen. We gaan naar een museum. En ik zie ons op de tram staan
wachten. We communiceren gebrekkig, maar we communiceren. Ik heb een klein
Duits Hongaars woordenboekje.
Een avond heeft Jenö een sneltekenaar uitgenodigd.
Weer reuze gezellig en we worden getekend.
Kom daar in Nederland maar eens om. Ze doen hier alles om het ons naar de zin te maken. Ik tref hier
een gastvrijheid die ik nog niet kende, heel hartelijk.
Kiskunhallas.
We rijden naar het zuiden. Onze gastheer werkt aan de
bouw van een ziekenhuis. Groot voor de omgeving hier. Ze wonen in een van de
grootste huizen van dit plaatsje. In het huis is een voorraadkamertje met
etenswaren, veel ingemaakte voedsel. Wat zijn ze rijk hiermee. Wij geven een boekje over Nederland, met klompen en
dijken tulpen, aan een oude tante. Van het boekje hebben we meerdere exemplaren
bij de Slegte gekocht om uit te delen. Pepers en paprika’s worden hier veel
verbouwd.
Vissen met een roeibootje op een plas. Jan vangt
niks, ik vijf kleintjes. We eten later die dag vis in roodpeper water uit een
glazen schaal.
Een andere avond horen we dat vijf mensen die ook aan
tafel zitten vorig jaar in Nederland zijn geweest naar een congres over
vegetarisme. Zo streng zijn ze hier dus ook weer niet dat ze wel naar het
Westen kunnen voor een congres. Als grap werd verteld dat het eten niet beviel
en dat men het congres stiekem verliet om buiten wat extra's te gaan eten. Ook
vertellen ze dat ze de verharde wegen in Nederland zo mooi vinden.
We bezoeken het plaatselijk museum. Ik mag foto's
maken en onze gastheer veroorzaakt dat er vitrines opengaan en dat ik beter kan
fotograferen. Ik fotografeer kant en pijpen, er zijn ook grote schilderijen.
Pécz
We zien in een kort
bezoek een studentenstad. Een galerij met borstbeelden. Terrassen met
parasollen in de avond.
Balantonmeer
We gaan langs bij een arme boer. De man krijgt van de
geloofsgenoten uit Nederland een dikke winterjas. Wij komen bij het gezin terug
voor een maaltijd, een traktatie: we gaan ganzenlever eten. In de boerderij
staat op een lemen grond een tafeltje en vier stoelen. We gaan met het echtpaar
zitten. Moeder, de oma, mag niet aanzitten. Ik schaam me een beetje. En dan
komt het vlees op tafel en de groente. Ik zie op een bord een lever, een ganzen lever. Ik
dacht, zo komen de andere wel, het was wel een grote. Maar nee, die ene was
voor ons vieren. En oma nam niet.
Bezoek aan Vesprem. Het hotel waar we een vannacht
verblijven ziet er modern uit. Een soort beton bouw, niet hoog. Ook treffen we
lekkages.
We gaan lang Tihany. De noordkant van het meer heeft
wijngaarden. Ook zijn er in Hongarije veel kleine landjes. Veel stadsmensen
hebben een huisje met wat grond op het platteland. Maak foto's. We rijden rond
het meer. Aan de zuidkant raken we op
een bepaald moment van de weg, het land
in. De auto krijgen we niet meer voor, of achteruit. We staan wat
verbaasd in het groen te kijken. Komen er vier zwartlederen geklede
motorrijders, die hun motor parkeren en ons helpen de auto zo te tillen dat we
de straat op kunnen rijden en onze weg kunnen vervolgen. Na de klus zijn ze op
hun motoren weer op weggegaan. Waar die lui ineens vandaag kwamen? De Here weet
het. Het was een grote hulp. Hier zie ik, bij een soort kasteel, voor het eerst
van m'n leven een moerbeiboom. Het is weldadig warm in deze herfstzon. We
rijden om het zuidpunt en langs de andere kant, de lagere kant, en zien allemaal vakantiehuisjes.
Voor de terugweg krijgen we maanzaadkoek,
walnotenkoek voor eigen gebruik, en een gigantisch groot brood en meer voor Janos mee van zijn moeder.
Ze zal wel gedacht hebben: straks komt ie nog om van dat arme westerse eten. Na
de douane komen we weer in de wereld van
reclame: Hertzlich wilkommen! Aral! Mag ik terug naar de rust, dacht ik toen.
Herinner ik mij.
Slot
Na de reis in 1971 heb ik er een tekst voor de
Toeristen kampioen voor gemaakt. En is
in het juni nummer van 1972 met vier foto’s geplaatst. Die tekst stond vol met
citaten die ik uit andere teksten gehaald heb, en achter elkaar geplakt had,
met ‘knippen en plakken’ zou Jeroen Brouwers zeggen. Ik had op de tekst zwaar
gezwoegd, en ik schreef nauwelijks iets vanuit m’n eigen beleving. Nu, op en
goede avond in 2016 schrijf ik zo drie kantjes uit m’n herinnering. Wat is het
toch raar dat ik dit na vijfenveertig jaar nog wel in m’n geheugen heb zitten.
De foto’s helpen natuurlijk wel, maar hoe werkt dat in m’n hoofd?
![]() |
hot hot hot |
en zie:
6europa@gmail.com
www.blogdries.blogspot.com
drieshondebrink©
Vind die Hongarije foto's wel heel erg mooi, vooral de poesta en de peperboer. Groet Wim M
BeantwoordenVerwijderen