1 ste
eerste verhaal / first story
![]() |
Etruskiese graven |
Van de Hoogste Hemel en Orviëto
mei-juni 1987
Aan de zuidoostkant van Umbrië, het groene hart van Italië, ligt Orviëto. Ons oog is op Orviëto gevallen, omdat wij op de Engelse televisie een cursus Italiaans hebben gevolgd waarin veel beelden uit Orviëto opgenomen waren. Het leek ons heerlijk om het allemaal eens met eigen ogen te zien. Wat we er in een week tijd gezien hebben, is teveel om op te noemen, daarom zal ik verslag doen van de toeristisch meest beroemde bezienswaardigheden. Een verslag over de kathedraal, over de put van de heilige Patricius, over de Etruskiese begraafplaats, en over enkele feesten in de stad.
Zowel per trein als er auto krijg je eerst te maken met de benedenstad, Orviëto Scalo. Het is een werkstadje met industrieën en veel verkeer. Er heerst een onrustige drukte. Wanneer je van de benedenstad je blik naar boven richt, zie je op een rotsformatie van tufsteen een rand van de oude middeleeuwse bovenstad, waar onze meeste interesse naar uitgaat. Op weg naar de bovenstad treffen we halverwege een groenstrook waarin zich Etruskiese graven bevinden. De Etrusken, een volk dat in deze streek tot enkele eeuwen voor Christus geleefd heeft en dat door de Romeinen verslagen werd, woonden vermoedelijk daar waar nu de bovenstad is. Ze bouwden hun huizen van hout en maakten hun graven van steen. De huizen zijn vergaan en daardoor zijn de tomben buiten de stad een van de weinige bewijzen van de vroegere aanwezigheid van de Etrusken. Het zijn grote van steenblokken gebouwde hutten. Het enige dat er nu nog in staat is een sobere bank en het lijkt mij wel stevig liggen zo. Wie weet overigens wat een mens na dit leven nog nodig heeft? De graven liggen naast en tegenover elkaar en vormen samen een soort straatje. Meerdere straten vormen samen een soort klein dorp. Kinderen zouden er een aardig huttendorp aan hebben, want het kleine formaat van het graf, de ingang en de bank, is iets wat duidelijk opvalt. De Etrusken moeten heel wat kleiner geweest zijn dan wij. Ze gaven de doden goederen mee, opdat ze het in het hiernamaals goed zouden hebben. Heel wat in de vorige eeuw en eerder gevonden graven zijn leeggehaald of leeggeroofd. Graven die tegenwoordig elders nog ontdekt worden, zijn volledig uitgerust en bieden een schat aan informatie over de leefgewoonten van deze oude Europeanen. Hier in Orviëto zijn ze vroeg ontdekt en de inhoud die men aantrof is, voorzover deze niet gestolen is, in het plaatselijke museum tegenover de kathedraal ondergebracht. Misschien kan ik er in het museum wat wijzer over worden, of kan ik er wat literatuur over vinden. Op vakanties neem ik me, als ik op interessante dingen stuit, vaak voor er meer over te lezen, maar of daar iets van komt is altijd nog de vraag. Hier staand in de zomerhitte geniet ik vooral van de koelte die de graven uitstralen. Wanneer we de rotsformatie en de weg naar boven verder opgaan, komen we aan in de oude bovenstad op het plein Cahen waar de bussen aankomen en vertrekken. Hier kun je genieten van prachtige uitzichten, de schamele resten van een Etruskiese tempel, de resten van een fort en de put van San Patrizio.
![]() |
Put van San Patrizio |
Il Pozzo di San Patrizio, de put van de heilige Patricius
Als ik de put inga, wijst de portier me een plek aan waar ik tussen wat tafelpootjes en knieën mijn fotoapparatuur kan zetten. Dat is nou toevallig niet mijn bedoeling, en met een blik van: 'ach, laat ik u er niet mee lastig vallen' neem ik, voordat het me verboden gaat worden om te fotograferen, de tas met fotogerei mee naar beneden. De eerste hindernis is genomen. Met enige kennis van de geschiedenis valt van de middeleeuwse schatten van dit land meer te genieten, dus daarom ook wat feiten over dit prachtige precisie-bouwwerk.
De bouw van de put werd begonnen door Paus Clemens VII (de Florentijn Giulio de Medici) tijdens zijn verblijf in Orviëto, waar hij zijn toevlucht had gezocht gedurende de plunderingen van Rome in 1527. De put zou moeten dienen om de stad van water te voorzien wanneer hij belegerd zou worden. Dat is nooit voorgekomen. De put is zo gebouwd, dat de bevolking in geval van nood massaal naar beneden kon afdalen om met lastdieren water te halen. Ze vormden dan twee rijen, een dalende en een stijgende rij, zonder elkaar tegen te komen. De Florentijnse architect Antonio da Sangallo de Jonge kreeg de opdracht het werk uit te voeren. Omdat de directe omgeving van Orviëto een overvloed aan natuurlijke bronnen had, werd er eerst een geschikte waterbron in de voet van de rots gezocht. Nadat men van boven eerst door de tufsteen heen had gegraven, haalde men vervolgens de opeenvolgende kleilagen weg. Daarna werden de centrale binnenschacht en de bronschachten uit tufsteen en baksteen opgetrokken. De bron werd pas voltooid onder het pontifikaat van Paulus III (Alessandro Farnese uit Rome. Bronnen uit Orviëto vermelden echter dat hij uit de stad zelf kwam, maar een toeristies kniesoor die daarover valt). Volgens een andere versie over de bouwwijze zijn de werkzaamheden vanaf de bodem begonnen en werd er, na eerst een korte zijgang in de rots te boren, naar boven gewerkt. Het weggebikte materiaal zou dan door zijn eigen gewicht gevallen zijn en zou met groter gemak weggehaald zijn. Over welke lezing juist is, heeft men geen zekerheid.
De put heeft een cirkelvormige doorsnee van tien meter en is ongeveer 62 meter diep. Het moet een nauwelijks voor te stellen reuzenwerk geweest zijn om hem te maken; ruim een halve Utrechtse Domtoren graafwerk. Twee diametraal tegenover elkaar liggende deuren leiden naar twee concentries spiraalvormige trappen, waarvan de een op de ander ligt en die op zo'n manier geconstrueerd zijn dat ze niet met elkaar in verbinding staan, zodat degene die de trap opgaat degene die de trap afdaalt niet kan hinderen. Verlicht door 70 ramen bestaat iedere trap uit 248 brede treden, waardoor die makkelijk op of af te gaan is. In een zo'n raam heb ik met mijn voeten gekromd om het steen, en met mijn statief in mijn armen, gelegen om net over de rand hangend een foto te maken. Bepaald geen makkie. Het afdalen in de put is een fascinerende ervaring, zowel wat betreft zijn unieke regelmatige constructie, als om de sensaties die het opwekt: de temperatuur zakt al naar gelang je verder daalt, en ook al zie je soms je eigen adem, het is er op lagere niveaus heerlijk koel. De hoeveelheid daglicht wordt eveneens langzaamaan minder. Onder in de put loop je over een houten bruggetje boven het water. Hier zijn heel wat wensen over gegaan, want op de bodem van de put liggen in het schemerlicht tientallen brons-en zilverschijnende muntjes te schitteren. De beste wens van deze toerist lijkt me: 'dat men maar zuinig op de bron blijft,' want het is een uiterst originele constructie. Als je de cilindervormige schacht inkijkt, lijkt die bespat met druppels blauwe en groene verf, maar die kleuren zijn afkomstig van de plantjes en mossen die hier en daar op de muur groeien. De bron werd na zijn opening in 1556 bekend als de Pozzo di San Patrizio, de put van de heilige Patricius, omdat men dacht dat het, alhoewel vaag, leek op de kloof van de grot in Ierland waarin Patricius vertoefde.
Een aardige Latijnse inscriptie die op een plaquette bij de ingang bevestigd is, vat de redenen samen waarom deze kunstmatige bron gebouwd werd: 'Quod natura munimento inviderat industria adiecit.' Wat de natuur mist om een monument te zijn, voegt de nijverheid eraan toe.
Van het plein Cahen is het een stukje lopen naar het belangrijkste bezit van deze stad: de gigantiese kathedraal. Iedere superlatief is voor zijn formaat, zijn kleurige facade en de schilderingen binnen een magere kwalificatie voor de grootheid en schoonheid van dit godshuis.
Wanneer je door het stadje over een lange kronkelstraat naar de kathedraal oploopt, ruik je houtvuren, brooddeeg en de geuren van ander voedsel. En dat op bijna ieder moment van de dag. De Umbriese keuken is, met uitzondering van enkele gerechten met truffels en wildzwijn, vrij eenvoudig, maar uiterst geurig en smakelijk. Men gebruikt het liefst pure ingrediënten die uit de streek zelf komen. Zo hebben wij vele resturantjes bezocht waar de waard onder andere van de wijn en de pasta zei dat hij die zelf gemaakt had. Het toeristenburo geeft een folder uit waarin alle restaurants met hun kwalificaties staan en wij hebben het rijtje aardig afgewerkt. De hiervoor genoemde tafelwijn zonder etiket smaakte ons uitstekend. Orviëto is alom beroemd om zijn droge witte wijn, maar we kwamen erachter dat die roem ooit begonnen is met wat zoete abboccato-wijn en dat daar ook zeer van te genieten is. Wij dronken een glas of wat op het ruime plein naast de kathedraal waar een aantal bars gevestigd zijn. Het gaat er hier, ondanks het vele toerisme, nog gemoedelijk aan toe. De krukjes kun je gerust mee naar buiten nemen, en of je dan voor, of na het gebruik van de consumptie betaalt, mag je zelf uitmaken. We gaan zitten naast wat bejaarden. Of er nu wel of geen basilicum in de panzanella moet, of wanneer de wijn bij het konijn in de oven gevoegd moet worden, zijn bij hen de gespreksonderwerpen.
Vanaf de krukjes hebben we een goede kijk op de kathedraal. We zien een zwart-wit gestreepte marmeren zijkant. Het lijken wel lagen Engelse drop. De eerste keer zijn we binnen gecharmeerd door een op de muur geschilderde figuur die uit een raam lijkt te hangen om naar een grote schildering erboven te kijken. De dieptewerking is zo goed, dat het lijkt alsof het een echt raam is waaruit een persoon hangt. Het heeft een plasticiteit en diepte die je in Nederlands schilderwerk bij 'de vrolijke vioolspeler' van Honthorst of in de beschilderde koepel van de Eerste Kamer op soortgelijkerwijze tegenkomt. Dit detail stuurde onze aandacht naar de grote fresco's van Signorelli waarin hij 'De dag des oordeels,''Verhalen van de Antichrist,' 'De veroordeelden en de uitverkorene,' 'Paradijs en hel' heeft verbeeld. Het is het topwerk van de kathedraal. Dit keer is de belichting goed, maar men is vaak met renovatie bezig, waardoor er weer veel schoons in groen gaaswerk gepakt is. Een andere keer als we de kerk bezoeken, gaat ons oog naar het doopfond en het beeldhouwwerk 'Piëta' en we vragen ons verbaasd af: 'Hé, stond dat er nu van de week ook?' In eerste instantie een rare vraag, maar zo gek toch eigenlijk ook weer niet, want ieder deel van die kathedraal is prachtig bewerkt, het mozaïek in de façade, de fresco's op de muren, de vele dakbalken, het houtsnijwerk in het koor, het patroon van het marmer in de vloeren, de gegoten bronzen deuren, de altaren, de zuilen, dat we bijna onze aandacht niet op veel meer dan op één kunstwerk per keer kunnen richten.
's Avonds lopen we naar de rand van de stad, naar onze lievelingsplek in de oudste wijk, om van het vallen van de avond te genieten. Daar zie je het licht steeds oranjer worden, de maan en enkele sterren licht, en daarna de lucht zwart-blauw worden. Als er wat wolken zijn zie soms een paarse gloed. Oh, alles is hyper-romanties en aantrekkelijk.
![]() |
facade kathedraal, Pinksterfeest |
Het feest van de Heilige Antonius van Padua. Het is een soort wijkfeest waarbij in een processie een beeld van de heilige door de middeleeuwse stadswijk wordt gedragen. De bevolking is stil en zichtbaar onder de indruk, en als de processie langs komt, steekt men aan de kant van de weg vuurwerk af. Na de religieuze kant van het feest wordt er 's avonds uitbundig gedronken en gedanst.
Met Pinksteren viert men op grootsere wijze het feest van 'la Palombella,' het feest van 'het duifje.' In de week voor Pinksteren hebben we in de stad een aanplakbiljet met de volgende tekst gezien: In naam van de traditie en religiositeit nodigt de mensheid, die altijd wreed is voor dieren, iedereen uit om mee te doen aan het feest van de Palombella.
Het feest blijkt inderdaad op het punt van zorg voor dieren te bekritiseren, want met een namaak duif valt hetzelfde resultaat te bereiken. Toch vind ik dat ik als gast in het land zo'n traditie niet te sterk moet bekritiseren.
![]() |
Palombella |
Het feest van de Palombella
Met zijn schilderachtige pleinen en gebouwen biedt Orviëto ieder jaar weer een prachtige achtergrond voor het toneel van internationale beroemde en religieuze gebeurtenissen, zoals het feest van de Corpus Christi, het feest van de Palombella, dat van Maria Hemelvaart, en niet kerkelijke feesten, zoals de markt voor Umbriese wijnen in het Palazzo San Giovanni en de Jaarmarkt voor ambachtelijke producten.
Met Pinksteren wordt om twaalf uur 's middags een feest op het plein voor de Dom gevierd. Men beeldt dan het Pinksterverhaal uit. Het is een eeuwenoud feest en het heeft veel cultureel historiese verwijzingen, waarvan ik er hier enkele vermeld. Het feest van de Palombella werd in de vijftiende eeuw ingesteld door de edelvrouwe Giovanna Monaldschi della Cervara. Elk jaar weer, tot op vandaag de dag, wordt er een houten tabernakel in gotiese stijl met beelden op de trappen midden voor de deuren van de kathedraal van Orviëto geplaatst. De tabernakel stelt een Cenakel (= zaal van het Laatste Avondmaal) met afbeeldingen van de apostelen voor, en een afbeelding van Maria is ook aanwezig. Deze tabernakel is, naar men zegt, een kopie van de veertiende eeuwse relikwieën-schrijn van San Savino, die gemaakt is door de Sienese goudsmeden Ugolino di Vieri en Viva di Lando. De originele schrijn wordt tegenwoordig bewaard in het kathedrale Museum naast de kathedraal. Hij lijkt op de façade van de kathedraal en op de foto draagt hij hetzelfde prachtige blauw dat je ook in het mozaïek op de façade ziet. Hij bevat een stuk van het heilige kleed van het wonder van Bolsena. Deze schrijn wordt slechts tweemaal per jaar getoond, namelijk op de middag van Pasen en op het feest van Corpus Christi. Wij hebben de schrijn dan ook niet gezien en moeten ons tevreden stellen met de veel grotere kopie. Nu weer terug naar het pinksterfeest. Over een hooghangende lantaarn van de Kerk van St. Franciscus, die aan de Via Maitani tegenover de kathedraal ligt, wordt een houten stellage met zilver witte wolkachtige vormen geplaatst, hetgeen de Hoogste Hemel voor moet stellen. Er wordt een draad van de Hoogste Hemel naar de tabernakel voor de kathedraal gespannen. Omdat er van de Heilige Geest geschreven staat, dat die uit de hemel komt, zal er een levende witte duif, een plastiese verbeelding van de Heilige Geest, een beeld dat ook veel op oude schilderijen voorkomt, langs de kabel naar beneden glijden. Of beter gezegd afgeschoten worden. Op de dag dat wij er zijn, is het in en rond de kathedraal nog drukker dan gewoonlijk terwijl het toch gezellig blijft. In de kerk vindt er een mis plaats, buiten op het plein staan kooplui hun waar aan te prijzen, er zijn er enkelen met kermis attracties, maar ook de reguliere marktkooplui die door de week Orviëto aandoen, staan op deze hoogtijdag op het plein voor de kerk. Rond elf uur komt er een muziekkorps met marsmuziek het plein op, met wat tussenpozen spelen ze zo een uur vol. De dienst in de kerk is nog in volle gang. Om twaalf uur geeft de bisschop een teken en dan suist onder luide knallen, met een zee van vuurwerk en vonken de witte duif met gespreide vleugels en versierd met rode linten naar de tabernakel, waar hij een aanzet is voor ander vuurwerk dat kleine vlammen, een soort 'tongen van vuur,' boven de hoofden van de biddende Maagd en de Apostelen aansteekt. Het geheel duurt hooguit enkele minuten. Het vuurwerk klinkt zo hard en produceert zoveel rook, dat wij als omstanders heel wat passen achteruit gaan. Als de rook iets verdreven is, klimt er een man de angstig hoge tabernakel in en maakt de duif van de kabel los en toont hem uitgebreid aan het publiek. Het publiek is enthousiast en applaudisseert. Tot voor enkele jaren leidde men uit het verloop van de ceremonie, goede of slechte voortekenen, voor het oogstjaar af. Als de bisschop met het beestje over het plein naar het gebouw tegenover de kathedraal loopt, raken vele omstanders de duif aan. Het beestje pikt, ontdaan door de knallen op z'n rug, naar alle kanten. De duif wordt door de bisschop geschonken aan de laatst gehuwde bruid in de stad.
De aanwezigen groeten en feliciteren vrienden en bekenden. Ze maken een praatje en zetten het gesprek met wat spijs en drank thuis aan tafel voort. Wij vinden dat een goede gewoonte en volgen deze traditie graag.
Palomba = een regionale benaming van colomba
Colomba = duif -wilde vogel
Colombaccio= grote wilde duif
Palombella = duifje
en zie:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Orvieto
6europa@gmail.com
www.blogdries.blogspot.com
drieshondebrink©